Gedichtendossier
Gedicht 1:
Ik ben lekker stout
Ik wil geen handjes geven!
Ik wil niet zeggen elke keer:
Jawel mevrouw, jawel meneer...
nee, nooit meer in m'n leven!
Ik hou m'n handen op m'n rug
en ik zeg lekker niks terug!
Ik wil geen vieze havermout,
ik wil geen tandjes poetsen!
Ik wil lekker knoeien met het zout,
ik wil niet aardig zijn, maar stout
en van de leuning roetsen
en schipbreuk spelen in de teil
en ik wil spugen op het zeil!
En heel hard stampen in een plas
en dan m'n tong uitsteken
en morsen op m'n nieuwe jas
en ik wil overmorgen pas
weer met twee woorden spreken!
En ik wil alles wat niet mag,
de hele dag, de hele dag!
En ik wil op de kanapee
met hele vuile schoenen
en ik wil aldoor gillen: nee!
En ik wil met de melkboer mee
en dan het paardje zoenen.
En dat is alles wat ik wil
en als ze kwaad zijn, zeg ik: Bil!
Van Annie M.G. Schmidt
Analyse:
Onderwerp: kinderen. Omdat het wordt gedacht van uit een kind.
Het gedicht rijmt in eindrijm. En het heeft alleen in de laatste coupletten pas en vaste volgorde van rijm.
In het eerste couplet is de volgorde ab, ba, cc. In het tweede couplet is de volgorde ab, aa, b, cc. Het derde couplet is in de volgorde ab, aa, b, cc. Het vierde couplet is in de volgorde ab, aa, b, cc. Drie keer over is het dezelfde volgorde, alleen de eerste couplet heeft dat niet.
Het gedicht heeft coupletten en geen sonnetten.
Het gedicht heeft vier coupletten met ongeveer 6 a 7 regels. Het heeft korte zinnen. De zinnen zijn ook bijna even lang.
Er zit geen beeldspraak in dit gedicht.
Van dit gedicht wordt ik erg vrolijk omdat ik het zo voor me zie dat een klein kind dat zou doen. En dat kind heeft groot gelijk, soms wordt je helemaal gek van alle regels waar je je aan moet houden. En dan verlang je wel eens naar een dag dat je alles mag doen wat je zelf wil. Daarom spreek het mij ook aan.
Gedicht 2:
Zomeravond
Ik lig al in bed,
maar de zon is nog op
en de merel is zó hard aan ‘t fluiten!
Ik lig al in bed
met de beer en de pop
en verder is iedereen buiten.
De radio speelt
in de kamer benee
of is het hiernaast bij de bakker?
Nou hoor ik een kraan.
O, ze zetten weer thee
en ik ben nog zo vreselijk wakker.
Ik lig al in bed
en ik mag er niet uit,
want de klok heeft al zeven geslagen.
Ik wil een stuk koek
en een halve beschuit,
maar ik durf er niet meer om te vragen.
Ik lig al in bed
en ik speel met mijn teen
en de zon is nog altijd aan ‘t schijnen.
En ik vind het gemeen
dat ik nou alleen
in mijn bed lig, met dichte gordijnen.
Van: Annie M.G. Schmidt
Gedicht 3:
Gemeen
mijn broertje woont al maanden niet meer thuis
hij kreeg een mooie en een grote kamer
met heel veel beren in een ziekenhuis
ze vinden hem het liefst van allemaal
ik vind hem stom, want hij wil niet meer spelen
hij ligt daar maar op bed, z’n kop is kaal
m’n moeder zegt je broertje gaat op reis
vanuit de wolken zal hij naar ons zwaaien
hij krijgt er heel veel speelgoed, snoep en ijs
ik vind dat allemaal gewoon gemeen
want ik moet hier naar school en achterblijven
in onze kamer slaap ik helemaal alleen
Van: Daan de Ligt
Gedicht 4:
Ergens in huis
Ergens in huis
slaat hard een deur dicht
en even wankelt
de kleine giraffe
van vrolijk oranje plastic.
Geschenk van een 6-jarig
jongetje dat pendelend
tussen ontredderde ouders
zijn lot onbegrijpelijk
blijmoedig draagt.
Van: Hanny Michaelis